Impact
De aanpak en meerwaarde van CLAIRE
Onze ambitie is om toepasbare kennis te ontwikkelen voor de zorg, het onderwijs en het bedrijfsleven.
Het onderzoek dat we doen moet tot meer leiden dan alleen extra kennis. CLAIRE is geslaagd als de uitkomsten van het project een tastbaar verschil maken voor belangrijke maatschappelijke functies. En als ons werk leidt tot concrete marktkansen voor innovatieve bedrijven. Innovatie betekent verschil maken. Daarom is de onderzoeksopzet van CLAIRE opgebouwd rond interventies.
Waarom interventies?
Om beter voorbereid te zijn op een nieuwe pandemie is het niet voldoende om te weten hoeveel risico scholen en verpleeghuizen bij de huidige stand van zaken lopen. Handelingsperspectief creëren vraagt erom zicht te krijgen hoeveel je kunt veranderen door met beleid te investeren, in dit geval in ventilatie en/of luchtreiniging.
Dan is het belangrijk dat we grondig documenteren wat het effect is als zo’n verandering wordt doorgevoerd. Daar komt het concept interventies om de hoek kijken. In CLAIRE meten we in klaslokalen van basisscholen en in verpleeghuizen in de huidige toestand én nadat er een goed gedocumenteerde verandering is doorgevoerd, in ventilatiesysteem, door luchtreiniging of allebei. Omdat de omstandigheden waaronder wordt gemeten zoveel mogelijk gelijk blijven kunnen we heel precies de verschillen tussen “voor” en “na” in beeld brengen.
Kernbegrippen
Bij het onderzoek aan de interventies staan drie begrippen centraal: interdisciplinair, innovatiegericht en implementatiegericht. Om maatschappelijke organisaties en bedrijven praktische ondersteuning te bieden zijn niet alleen gegevens en inzichten nodig op verschillende vakgebieden. Die gegevens en inzichten moeten met elkaar in verband worden gebracht en worden vertaald naar handelingperspectief: bruikbare kennis om technologieën in ventilatie en luchtreiniging te ontwikkelen en verbeteren; en om die in de praktijk te kunnen toepassen.
Hoe werkt dat in het onderzoek?
De staat van de ventilatie in basisscholen en verpleeghuizen loopt sterk uiteen. In veel oudere gebouwen van basisscholen is alleen natuurlijke ventilatie aanwezig. Dat betekent dat geen ventilatiesysteem is ingebouwd, maar dat de toevoer en afvoer van lucht plaatsvindt via ramen, roosters, bovenlichten en andere gevelopeningen. In verpleeghuizen is het type en de kwaliteit van het ventilatiesysteem sterk afhankelijk van het bouwjaar van de voorziening en eventuele renovaties die in de loop van de tijd hebben plaatsgevonden. Luchtreiniging is een recente, nog volop in ontwikkeling zijnde technologie, die in het onderwijs en de ouderenzorg eigenlijk pas sinds SARS-CoV-2 geleidelijk aan ingang vindt.
Het verbeteren van de veiligheid van het binnenklimaat betekent dus meestal: ingrijpen en investeren. Dat zijn lastige beslissingen. Budget is schaars. Veel bestedingsprioriteiten dringen om voorrang. Daarbij, durf je als school of verpleeghuis te vertrouwen op die ingrepen? Durf je het bijvoorbeeld aan bezoekbeperkingen op te heffen, of weer over te gaan op les in de klas in plaats van online? Ook als de impact groot is, mocht het toch fout gaan? Daarom moeten we zo volledig, grondig en realistisch mogelijk de vraag beantwoorden wat voor verschil we kunnen maken door toepassing van (verbeterde) ventilatie en/of luchtreiniging.
Een verschil, dat merk je op door voor en na te meten. Zo hebben we het onderzoek dan ook opgezet. We meten in verpleeghuizen en bassischolen voor en nadat er aanpassingen zijn gedaan aan het ventilatiesysteem, luchtreinigers zijn geplaatst, of een combinatie daarvan. De meetomstandigheden houden we zo veel mogelijk gelijk: hetzelfde type imte, hetzelfde gebruik, dezelfde meetmethode en -apparatuur, dezelfde bio-aerosolen en samplingmethoden. Zo kunnen we heel precies in beeld brengen wat er door de ingrepen verandert. Ook de sociaalwetenschappelijke onderzoeksmethoden zetten we voor én na de interventies in, zodat we ook een beeld krijgen wat de veranderingen doen met het gevoel van urgentie, de investeringsbereidheid en het vertrouwen in de werking en robuustheid van innovatieve oplossingen.
Om in de praktijk verschil te kunnen maken is kennisontwikkeling nodig op verschillende vlakken. De drie onderzoekstromen van CLAIRE geven dat scherp weer. Meer inzicht is vereist in de prestaties van ventilatiesystemen en luchtreinigers, maar ook de ontwikkeling van betere en gebruiksvriendelijkere meet- en revalidatiemethoden. De eigenschappen van pathogenen in de lucht moeten beter worden begrepen en de risico’s met realistische scenario worden verkend. Tenslotte moeten de sociologische en psychologische aspecten van vertrouwen in en draagvlak voor innovatie in kaart worden gebracht.
Maar voor de mensen in beleid en praktijk is er maar één vraag relevant: Wat kan ik doen om het veiliger en beter te maken? Dat geldt voor zorgbestuurders, voor schooldirecties, en zeker ook voor bedrijven die werken aan innovatieve technologieën voor een veiliger binnenklimaat. Daarom moeten die onderzoekdisciplines niet alleen in het project vertegenwoordigd zijn, maar samenwerken over de grenzen van hun vakgebied heen. Trouwens, niet alleen over de grenzen van het vakgebied, maar ook over de grenzen tussen wetenschap, zorg- en onderwijspraktijk en bedrijfsleven.
Een deugdelijke kennisbasis is belangrijk, maar we doen niet aan kennis om de kennis. Het onderzoek in CLAIRE doen we samen met partijen uit het bedrijfsleven. Dat zijn vooral midden- en kleinbedrijven. Juist in het MKB is de drive voor innovatie vaak groot en vind je de dynamiek die nodig is om snel te kunnen schakelen. De bedrijven die deelnemen in CLAIRE leveren zelf innovatieve toepassingen voor het onderzoek. Na onderzoek en controle van de producten door de TU Eindhoven begeleiden de bedrijven de plaatsing en het gebruik. Zo weten de onderzoekers zeker dat de apparatuur naar behoren functioneert. De toeleverende bedrijven krijgen heel directe feedback over knelpunten bij plaatsing en gebruik.
Dat we het onderzoek in CLAIRE samen met MKB-bedrijven doen is logisch. Deze bedrijven hebben direct belang bij de uitkomsten van het onderzoek. Die uitkomsten bieden hen informatie welke ruimte er op de markt is voor nieuwe toepassingen. Ze laten zien aan welke eisen die toepassingen moeten voldoen en hoe dat kan worden aangetoond. En ze helpen bedrijven erachter te komen hoe ze aantoonbaar effectieve toepassingen voor de markt in zorg en onderwijs aantrekkelijk kunnen maken.
De onderzoeker in een witte labjas, het is een bekend beeld. Maar voor CLAIRE klopt het niet. Wij doen ons onderzoek juist in ‘living labs’: praktijksettings in onderwijs en zorg. Maar de focus op implementatie gaat verder. We doen ons onderzoek met systemen en apparaten die al op de markt zijn of daar bijna klaar voor zijn. De meet- en validatiemethoden die we ontwikkelen en optimaliseren hebben als belangrijke functie om compliance met wet- en regelgeving en technische richtlijnen aan te tonen. Daarmee is alles erop gericht dat onze onderzoeksresultaten op korte termijn praktisch bruikbaar zijn.
De kernbegrippen en onze wijze van werken
Het consortium van CLAIRE is een samenwerkingsverband waarin alle benodigde invalshoeken vertegenwoordigd zijn. De deelname van een groot aantal innovatieve bedrijven en van meerdere brancheorganisaties zorgt ervoor dat zowel de aanbod- als vraagkant direct betrokken is bij de inrichting en uitvoering van het onderzoek. Niet onvermeld mag blijven dat een groeiend aantal scholen en ouderenzorginstellingen belangeloos meewerkt en onderzoeklocaties ter beschikking stelt.
De communicatie en disseminatie voor het project is erop gericht om wetenschappelijke uitkomsten in begrijpelijke en invoelbare taal te brengen. Zo zijn ze toegankelijk en relevant voor een breed publiek.
En, dat blijft het belangrijkst, we gaan voor onderzoeksresultaten die een praktisch verschil maken. Betere, snellere meet- en validatiemethoden. Risicoanalyses toegespitst op de specifieke context. Sociaalwetenschappelijke kennis voor verandermanagement. Alles gericht op het creëren van handelingsperspectief voor bedrijfsleven en praktijk.